Via deze blog heb ik contact gekregen met Jasper (geboren 1931 en nog steeds actief kampeerder). Die heeft mij 2 dozen vol Kampeerkampioenen, boekjes en brochures van o.a. Carl Denig, Slee en Albion bezorgd. Ik had al de eerste jaargangen van de Kampeerkampioen (1941 t/m 1946), nu heb ik ook de jaren 1949 t/m 1960 compleet. Plus de losse exemplaren van 1961 en 1962. Een feest om de dozen uit te pakken:
Alle items hieronder tot en met de "Gids Kampeerpaspoortterreinen 1951" komen uit deze dozen.
Ik heb met Jasper een heel leuk e-mailcontact gekregen, waardoor ik weer heel wat heb opgestoken over de kampeerjaren vlak na WOII. Ik pak een paar citaten uit zijn verhaal:
“Het begon in 1949. Het tentje was oorspronkelijk een enkeldaks, wit speeltentje van m'n neef, waar een laken overheen gespannen was, waterdicht gemaakt met spul van de buurman, die directeur was van een wasserij. Een grondzeil zat er niet in, dus sliepen we op camouflagejassen en dat moest dan het vocht tegen houden. Het ligcomfort (geleerd uit Goed Kamp enz.) was de beroemde heupkuil in combinatie met twee schoenen en je handdoek erover als kussen. Twee dekens met dekenspelden samengevouwen tot slaapzak. We zijn per fiets via Westbrabant naar ZuidLimburg en over de Veluwe terug gegaan.”
“Het jaar erna in 1950 met een nieuwe tent. Want meteen knaagde dat simpele tentje aan me (perfectionist en klusser als ik ben) en dus moest er zodra de stof van de bon was (in de oorlog ging dat niet zomaar) een zelfgemaakte tent komen. (noot Bouke: ik heb inderdaad in een Kampeerkampioen van 1950 of 1951 gelezen dat pas rond die tijd de textiel werd vrijgegeven voor de productie van tenten. In de jaren na de oorlog mochten er alleen huurtenten worden geproduceerd. Textiel werd verder alleen voor kleding en beddegoed uitgegeven. ) Ik kocht 32 meter (meen ik me te herinneren, maar nu ik er over nadenk kan ik het mis hebben) ongebleekte katoen voor een dubbeldaks hut met bagageruimte en luifel naar eigen ontwerp volgens het ANWB-boekje dat jij nu in bezit hebt. (Noot Bouke, zie hieronder "Hoe maak ik zelf mijn tent") Met de handnaaimachine begonnen, maar al gauw bleek dat onbegonnen werk, zodat ik met de hele boel most verkassen naar een vriendin van m'n moeder. Die had een trapnaaimachine. Uiteindelijk de nokken (2 stuks, dubbeldaks) met heel veel naden die allemaal daar uitkwamen, is gedaan door m'n tante, naaister van d'r vak.”
Met zijn vriend Henk: “Grote fietstochten (rondje Nederland), zwoegen over de Vliehors met onze wielen 15 cm in het drijfzand, maar we mochten niet stoppen anders zouden we in de vloed ten onder gaan. Met zijn tentje, (i.v.m. gewicht) ik geloof een V&D of Sporthuis Centrum, met zelfgemaakte luifel eraan. Dat moet begin 50-er jaren geweest zijn.”
“De vriendschap met Henk duurde voort, die in 1956 resulteerde in een rondje Frankrijk - ItaliĆ« - Zwitserland - Oostenrijk - Duitsland op Henks nieuwe scooter. Een Heinkel. Weer met zijn tent. Daarvan heb ik in een werkloze periode een heel boek met 'schilderijen' gemaakt. Hier een plaatje eruit.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten